De coronacrisis heeft in Nederland geleid tot verstoringen in vraag naar en aanbod van buitenlandse arbeidsmigranten. Veel uitzendkrachten uit Oost-Europa zijn terug naar hun thuisland gegaan. Anderen, die van plan waren naar Nederland te komen, hebben besloten van hun geplande reis af te zien. ABN AMRO waarschuwt in recent rapport voor tekorten aan buitenlandse arbeidsmigranten. Dit zorgt voor problemen met name in de agrarische sector, welke sterk afhankelijk is van flexkrachten en op dit moment op volle toeren draait.
Agrarische sector hardst getroffen
In de agrarische sector zijn de afgelopen maand flinke aantallen arbeidsmigranten vertrokken naar hun thuisland. Het gaat hier vooral om Polen die als uitzendkracht werkzaam waren. De Poolse overheid kondigde begin maart aan dat terugkerende landgenoten met ingang van 15 maart veertien dagen in thuisquarantaine zouden moeten verblijven. Om deze maatregel voor te blijven, keerden in de dagen voor 15 maart naar onze schatting 2 tot 4 miljoen Poolse migrantenarbeiders uit de gehele Europese Unie terug naar Polen. Ook Roemenië en Bulgarije, twee andere belangrijke herkomstlanden van uitzendkrachten, hebben de afgelopen weken inreis- en uitreisbeperkingen afgekondigd.
Twee op de drie werknemers uit Midden- en Oost-Europa zijn volgens het CBS werkzaam in de zakelijke dienstverlening. In deze sector zijn uitzendbureaus de belangrijkste werkgevers. Het vertrek van Poolse uitzendkrachten is vooral in de agrarische sector een probleem. Met name in de tuinbouw bestaat een groot deel van het personeel uit Oost-Europese werknemers. In de oogsttijd ontstaat in de tuinbouw een piek in de vraag naar flexibele arbeid. In de glastuinbouw maakt 31 procent van de bedrijven gebruik van buitenlandse arbeidsmigranten. In de open teelttuinbouw, zoals asperges, is dat 8 procent. Volgens de economen van ABN AMRO blijft de vraag naar voedsel onveranderd groot.
Vertrokken arbeidsmigrant moeilijk te vervangen
Onbekend is hoeveel ‘Nederlandse Polen’ naar hun land van herkomst zijn teruggekeerd. Dit wordt niet centraal geregistreerd. Maar ook als het om een relatief klein deel gaat, gaat het in absolute termen nog altijd om een grote groep. Een grote groep welke cruciaal is voor de Nederlandse economie en voedselvoorziening. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vormen migranten met een Poolse achtergrond nog altijd de grootste groep, maar hun aantal daalde ten opzichte van vorig jaar. In het eerste kwartaal kwamen er bijna 2 duizend meer Polen naar Nederland dan er vertrokken. Vorig jaar waren dat er nog ruim 3 duizend. Deze daling zette al eerder in. Zowel in januari, februari als maart vestigden zich minder Polen in Nederland en vertrokken er meer dan het jaar daarvoor.
Nu diverse andere sectoren van de economie, zoals de retail en leisure, door de coronamaatregelen direct hard geraakt worden, kan dit voor de landbouw in theorie extra aanbod genereren van flexibele arbeidsmigranten. Om de uitstroom van Oost-Europese werknemers in de agrarische sector te compenseren, zijn in dat verband diverse initiatieven opgezet om te bekijken of vraag en aanbod gemakkelijker bij elkaar kunnen worden gebracht.
Concurrentie tussen landen in West-Europa
Het is maar zeer de vraag in hoeverre de tekorten aan buitenlandse arbeidsmigranten op korte termijn kunnen worden opgevuld met binnenlandse arbeidsmigranten die door de coronacrisis tijdelijk om werk verlegen zitten. Tegelijkertijd is door de coronacrisis de concurrentie tussen landen in West-Europa om buitenlandse arbeidsmigranten toegenomen, met name in de markt voor ongeschoolde agrarische arbeid.
Duitsland heeft begin april na druk vanuit Brussel besloten om alsnog de grenzen te openen voor tienduizenden seizoenarbeiders uit Oost-Europa. Seizoenarbeiders die via Duitsland naar Nederland willen om te helpen oogsten, worden niet langer bij de Duitse grens teruggestuurd. Of hiermee voldoende menskracht beschikbaar komt, valt nog te bezien. De Duitse regels voor nieuwe seizoenarbeiders uit Oost-Europa zijn streng. Om lange busreizen door Europa te vermijden, moeten ze een vliegticket boeken naar het land waar ze aan het werk willen.
De strijd tegen corona wordt in elk EU-land op eigen wijze gevoerd. Dit belemmert mogelijkerwijze een gefaseerde terugkeer naar normaal grensoverschrijdend verkeer. Uitzenders met veel Oost-Europees personeel geven aan te verwachten dat het nog anderhalve tot drie maanden kan duren voordat er sprake is van een normalisatie.