Oost-Europese arbeidsmigranten spelen een belangrijke rol op de Nederlandse arbeidsmarkt, onder meer in de landbouw, de industrie en de bouw. In de komende jaren zal het aantal arbeidsmigranten uit Oost-Europa geleidelijk afnemen, verwacht ABN AMRO.
De economie in Oost-Europa draait op volle toeren, waardoor er krapte op de arbeidsmarkt is ontstaan. Dit resulteert in een sterke loongroei. Zo is het minimumloon in de afgelopen vier jaar in Polen met 40% gestegen, in Bulgarije met 65% en in Roemenië met maar liefst 140%. In Nederland nam in deze periode het minimumloon met minder dan 9% toe. De voortgaande convergentie van lonen tussen Oost- en West-Europa zal de drijfveer voor Oost-Europeanen om buiten hun geboorteland werk te zoeken, verder verminderen. Bijkomende factoren in het geval van Nederland zijn de grotere geografische afstand van landen als Polen, Roemenië en Bulgarije en de taalbarrière. Daarom kiezen arbeidsmigranten eerder voor buurlanden zoals Duitsland en Oostenrijk, waar het minimumloon vergelijkbaar is met dat in Nederland.
Steeds meer Oost-Europese landen nemen beleidsmaatregelen om arbeidskrachten voor de eigen economie te behouden. Zo betalen in Polen werknemers onder de 26 jaar geen inkomstenbelasting en benadert de Poolse overheid in het buitenland werkende Polen actief voor banen binnen de eigen landsgrenzen.
Krapte op Nederlandse arbeidsmarkt neemt verder toe
Cijfers tot en met het tweede kwartaal van 2019 laten zien dat de krapte op de Nederlandse arbeidsmarkt is opgelopen tot een nieuw hoogtepunt. Het aantal openstaande vacatures stijgt al zes jaar aan één stuk en bereikte voor het vierde kwartaal op rij een nieuwe recordhoogte. Het aantal openstaande vacatures steeg in het tweede kwartaal van 2019 opnieuw naar een record, namelijk 284.000 (6.000 meer dan een kwartaal eerder). De vacaturegraad (het aantal vacatures per duizend banen) ligt met 34 ook boven het hoogtepunt van 2008. Het werkloosheidspercentage was in september 3,5%, licht hoger dan de 3,3% in mei. Aan de andere kant zijn de zogenaamde ‘reserves’, mensen die aangeven wel te willen werken (of meer willen werken) maar dat om uiteenlopende redenen niet doen, sterk afgenomen in de afgelopen jaren. Dat betekent dat er een minder grote buffer is waar werkgevers uit kunnen putten. Hoewel de verwachting is dat de arbeidsmarkt iets minder gespannen wordt, met name door de vertraging van de economische groei, blijft de gemiddelde werkloosheid nog ver onder het historisch gemiddelde. Een afname van het aantal Oost-Europese arbeidsmigranten zou dus slecht nieuws zijn voor het Nederlandse bedrijfsleven.
Werkgevers op zoek naar personeel buiten de EU-grenzen
Gegeven de krapte aan de onderkant van de Nederlandse arbeidsmarkt wordt door verschillende partijen – voornamelijk in de uitzendbranche – gesuggereerd om krachten van buiten de EU te halen, waaronder Oekraïne en Zuidoost-Azië. Directeur Frank van Gool van OTTO Work Force, tevens aandeelhouder bij KAFRA Housing, bevestigt reeds met werving & selectie in Azië bezig te zijn: “we zijn de lijnen aan het opzetten om hoopopgeleide arbeidskrachten uit India, Vietnam, Filipijnen en Zuid-Amerika te halen. Het gaat dan vooral om ict’ers en operators waar grote tekorten van zijn in Nederland en Europa”.
In Zuidoost-Azië groeit de beroepsbevolking nog steeds fors, maar Oekraïne kampt met dezelfde demografische problemen als andere Oost-Europese landen. Volgens een recent rapport van het IMF zal de beroepsbevolking in Oekraïne tot 2050 meer dan 30% krimpen. De schaarste aan werknemers zal dan ook in Oekraïne steeds nijpender worden. Het welvaartsniveau in Oekraïne ligt echter nog steeds ver onder dat van Nederland. Er blijft dus een financiële prikkel voor Oekraïners om naar Nederland te komen. Met de huidige economische koers in Oekraïne duurt het naar schatting nog zo’n vijftig jaar voordat het land op het welvaartsniveau van Polen zit.