Van de gehele Europese beroepsbevolking (in totaal zo’n 500 miljoen mensen) werkt 8,3 procent in een ander EU-land dan het land van herkomst.

Steeds meer Europeanen steken de grens over naar een ander EU-land dan land van herkomst voor het werk. Dat blijkt uit cijfers van Eurostat, het bureau voor statistiek van de Europese Unie. Het bureau publiceerde onlangs een nieuw rapport waarin de mobiliteit van EU-bewoners in kaart is gebracht.

Werken in het buitenland

Niet alleen studeren in het buitenland, maar ook werken in het buitenland is in de EU steeds gebruikelijker geworden. Kijkend naar de werkgelegenheidssituatie van de drie verschillende groepen mensen naar nationaliteit, was de arbeidsparticipatie van personen met een staatsburgerschap van een andere lidstaat dan die waarin zij leefden 77% in 2018, vergeleken met 74% voor (nationale) burgers en 59% voor niet-EU-burgers.

Crossing borders

Het aantal mensen welke in de ene lidstaat woonden en in een andere werkten, bedroeg in 2018 1,3 miljoen van de 220 miljoen werknemers in de leeftijd van 20-64 jaar in de EU. Dit komt overeen met 0,6% van alle werknemers.

In 2018 waren het grootste aantal grensarbeiders onder de lidstaten die in Polen wonen en werken in Duitsland (125.000 mensen), Frankrijk en Luxemburg (88.000), Duitsland en Luxemburg (52.000), Slowakije en Oostenrijk (48.000) en Frankrijk en België (46.000).

Ook veel Nederlanders pendelen dagelijks tussen hun woning in Nederland en het werk in Duitsland en andersom. In 2016 waren er 10.000 Nederlanders die in Nederland woonden en in Duitsland werkten. Twee jaar later, in 2018, waren dat er ongeveer 16.200.

De kaart hieronder geeft het aantal mensen weer die buiten hun land van herkomst werken.