Nederlandse bedrijven hebben arbeidsmigranten hard nodig

Er moet een grens worden gesteld aan het aantal arbeidsmigranten en vluchtelingen, zo stelde vicepremier Hugo de Jonge afgelopen zaterdag in een interview in NRC Handelsblad. Volgens De Jonge wordt te weinig gesproken over de gevolgen van migratie. ‘Het vrije verkeer van personen in de EU is zo heilig dat we er nauwelijks over durven te praten. Want dat kan ertoe leiden dat we die moeten inperken. Maar ik vind dat we het onder ogen moeten zien.’ Ook de ChristenUnie en oppositiepartij SP pleitten eerder voor het reguleren van arbeidsmigratie. Mede onder druk van de PVV en Forum voor Democratie wordt dit het politieke thema van 2020.

Het standpunt van de vicepremier is opvallend omdat Nederland juist kampt met een tekort aan arbeidskrachten. Beperking van arbeidsmigratie zou bedrijven verder in de problemen brengen bij personeelswerving. Uit recent onderzoek van ABN Amro blijkt dat Europese arbeidsmigranten op de Nederlandse arbeidsmarkt een belangrijke rol spelen. De grootste groep, afkomstig uit de Oost-Europese landen, vervult zo’n 250.000 banen. Circa 180.000 daarvan zijn Polen. Daarnaast werken hier nog eens ongeveer 80.000 Polen die niet permanent in Nederland zijn gevestigd en dus niet in de officiële cijfers worden meegenomen.

De Oost-Europeanen zijn vooral werkzaam in bedrijfstakken met grote personeelstekorten: de agrarische sector, de industrie, de logistieke sector en de bouw. In het oogstseizoen werken ze op de akkers, het hele jaar door in de industrie en de bouw, in onze distributiecentra dag en nacht.

De Jonge wordt op z’n wenken bediend door de economische ontwikkelingen in Oost-Europa. Het aantal arbeidsmigranten dat daar vandaan komt zal in de nabije toekomst afnemen. De belangrijkste reden hiervoor is de explosieve stijging van de lonen in Oost-Europa. Het minimumloon in de afgelopen vier jaar in Polen met 40% gestegen, in Bulgarije met 65% en in Roemenië met maar liefst 140%.

Doordat de verschillen in loon kleiner worden, wordt het voor Oost-Europeanen steeds minder aantrekkelijk in Nederland te komen werken. Bijkomende factoren zijn de grotere geografische afstand van landen als Polen, Roemenië en Bulgarije en de taal- en cultuurbarrière. Daarom kiezen arbeidsmigranten eerder voor buurlanden zoals Duitsland en Oostenrijk, waar het minimumloon vergelijkbaar is met dat in Nederland.

Ondertussen wordt de arbeidsmarkt in Nederland krapper en krapper. Per 100 werklozen waren er gemiddeld 90 vacatures in het derde kwartaal van 2019, tegen 88 in het eerste. Ook het aantal openstaande vacatures bereikte in het derde kwartaal met 288.000 een nieuwe recordhoogte. Aan de andere kant is het aantal mensen die aangeven wel te willen werken (of meer willen werken) maar dat om uiteenlopende redenen niet doen (‘reserves’), in de afgelopen jaren sterk gedaald. Oost-Europeanen zijn volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) vooral werkzaam in praktijkgeschoolde beroepen, waar op dit moment juist veel vraag naar is. Volgens het in arbeidsmarktdata gespecialiseerde bedrijf Intelligence Group wordt voor de helft van de vacatures gezocht naar mensen met een mbo-opleiding.

Alternatieven

Waar kunnen Nederlandse bedrijven nog personeel vandaan halen? Een afname van buitenlandse arbeidskrachten kan net als in het VK grote gevolgen hebben. Door de onzekerheid rond brexit lieten Oost-Europese arbeidsmigranten het VK het afgelopen oogstseizoen massaal links liggen. Het personeelstekort was zo groot dat sommige boeren niet konden oogsten. Tonnen bessen, appels en bonen zijn weggerot.

Buitenlandse werknemers duwen Nederland in de WW, aldus de ChristenUnie, maar empirisch bewijs voor die verdringing is schaars. Uit een onderzoek van SEO blijkt dat arbeidsmigranten vooral werk doen waar in Nederland simpelweg geen werknemers voor te vinden zijn. Uit onderzoek in opdracht van Kafra (FD, 8 januari) blijkt daarnaast dat het draagvlak voor arbeidsmigranten groter is geworden. Bijna de helft van de Nederlanders vindt het een goeie zaak dat ze er zijn.

Er zijn natuurlijk alternatieven voor het aantrekken van arbeidsmigranten. Ondernemers zouden kunnen investeren in robotisering om op langere termijn met minder mensen toe te kunnen, maar het CBS meldt daarentegen dat arbeidvervangende kapitaalinvesteringen juist zijn teruggelopen. Ondanks alle technologische vooruitgang stijgt de arbeidsproductiviteit nauwelijks. Volgens het CBS groeide de arbeidsproductiviteit tussen 1998 en 2008 met 20,7%. In de periode 2008 tot en met 2018 bedroeg die slechts 3,9%.

Loonsverhoging

Verhoging van de lonen is slechts gedeeltelijk een oplossing. Voor een deel van de vacatures die nu door arbeidsmigranten worden vervuld, is gewoonweg geen Nederlandse werknemer te vinden. Loonsverhoging zou dan betekenen dat mensen uit andere sectoren worden weggehaald, wat slechts het probleem verplaatst. Hogere lonen zou mogelijk part-timers kunnen overhalen om full-time te gaan werken en daarmee de arbeidsparticipatie verhogen. Maar de keuze meer uren te werken is ook afhankelijk van de kosten voor kinderopvang, culturele achtergrond et cetera.

Terwijl arbeidsmigratie uit Oost-Europa verder zal afnemen zal de druk op de Nederlands arbeidsmarkt door vergrijzing hoog blijven. Als bedrijven onvoldoende geschikt personeel kunnen vinden, kan dit investeringen verder remmen, ondanks het feit dat ze goedkoop kapitaal kunnen aantrekken. Bedrijven kunnen ook besluiten de productie naar het buitenland te verplaatsen. Beide zijn onwenselijk.

Hoe voorkomen we dat de arbeidsmarktkrapte de economische groei afremt? Dit is het politieke thema waar de partijen in 2020 een antwoord op moeten formuleren.

Nora Neuteboom en Albert Jan Swart werken als econoom bij het Economisch Bureau van ABN Amro

Bron: Financieel Dagblad