Na zijn burn-out, anderhalf jaar geleden, was het stil in het huis van Marcel Warmoeskerken (49) in Oisterwijk. Zijn zoon woont bij zijn ex, de telefoontjes van werk stopten en sinds zijn „dikke vette burn-out” zat hij veelal alleen thuis. „Maar ik ben niet graag alleen”, zegt hij. Dat is voorbij sinds hij hoorde van een nieuw initiatief: FlexHomies – een Airbnb voor arbeidsmigranten.
Sinds februari wonen de Roemeense arbeidsmigranten Robert Sarghe (24) en zijn vriend Costel Ramascanu in het huis van Warmoeskerken. In twee ruime kamers, met een eigen tweepersoonsbed en televisie. „We hebben eindelijk privacy”, zegt Sarghe die daarvoor in een huis met tien andere arbeidsmigranten woonde. „En we kunnen de Nederlandse manier van leven en de taal leren”, zegt de Roemeen die in Nederland een toekomst wil opbouwen. Warmoeskerken is dolgelukkig. „Ik houd er een leuk zakcentje aan over, maar ben vooral blij met het geroezemoes dat ik in huis hoor.”
FlexHomies is een initiatief van uitzendbureau HOBIJ om wat te doen aan het beddentekort voor arbeidsmigranten en de kwaliteit van huisvesting. „De arbeidsmigranten missen in Nederland vaak een thuis”, zegt Paul van Dieperbeek, projectleider van FlexHomies bij uitzendbureau HOBIJ. „En in Nederland is veel verborgen leegstand: vrije kamers in huizen van eenzame of alleenstaande mensen.” FlexHomies moet die twee bij elkaar brengen.
Vlak voor de coronacrisis werd FlexHomies gelanceerd en sindsdien hebben 14 arbeidsmigranten er onderdak gevonden. „Dit jaar moeten het er vijftig worden, tot enkele honderden in de toekomst”, zegt Van Dieperbeek. Daarmee lost het initiatief het huisvestingsprobleem niet op: „Dagelijks huisvest HOBIJ ruim 2.000 arbeidsmigranten van de in totaal 3.000 uitzendkrachten.”
Uitzendbureaus, zoals HOBIJ, zoeken naar creatieve oplossingen voor het grote beddentekort onder arbeidsmigranten. Het Expertisecentrum Flexwonen, dat zich bezig houdt met de huisvesting van arbeidsmigranten, spreekt van een tekort van zo’n 120.000 fatsoenlijke bedden in Nederland. En als er niks gebeurt, wordt dat tekort alleen maar groter. Maar waarom is het beddentekort zo hoog en wie is daarvoor verantwoordelijk?
Sinds 2012 is Wim Reedijk, directielid van het Expertisecentrum Flexwonen, al bezig met de huisvesting van arbeidsmigranten. „Er was toen veel aandacht voor misstanden in de agrarische sector onder seizoensarbeiders, zoals de aspergeteelster in Someren”, zegt Reedijk. De aspergeteler werd uiteindelijk veroordeeld tot een vierjarige celstraf nadat ze 74 werknemers had uitgebuit en onderbetaald, die in vieze kamers zonder ramen leefden. „We zagen toen huisvestingssituaties waar je niet dood gevonden wilde worden.”
Dergelijke misstanden leidden in 2011 tot een parlementair onderzoek, waarna een jaar later overheden, vakbonden en branche- en huisvestingsorganisaties de Nationale verklaring (tijdelijke) huisvesting EU-arbeidsmigranten ondertekenden, om de huisvesting van arbeidsmigranten te verbeteren. „Het ging niet goed met de huisvesting en de schouders moesten eronder worden gezet”, zegt Reedijk. Daaruit ontstond het Expertisecentrum Flexwonen. „Wij werden de schouders, maar vervolgens liep de aandacht weg door de economische crisis en ontstonden weer nieuwe misstanden.”
De geschiedenis lijkt zich nu te herhalen. Sinds de coronacrisis zijn de woon- en leefomstandigheden van arbeidsmigranten in Nederland weer volop in het nieuws nadat honderden arbeidsmigranten besmet raakten met het coronavirus – voornamelijk in de vleesverwerkende industrie.
„Na de economische crisis trok de economie aan en waren de arbeidsmigranten keihard nodig”, zegt Reedijk. „Maar er was veel te weinig aandacht voor de huisvestingsvraag.” Werkgevers plaatsten hun arbeidsmigranten vervolgens op vakantieparken en woningen in woonwijken werden opgekocht. „Veel arbeidsmigranten zitten op plekken waar ze niet horen en dat leidt tot negatieve beeldvorming bij Nederlanders.”
Huisvesting geen verdienmodel
Ook wordt er veel naar de uitzendbureaus gewezen, de huisvesting van arbeidsmigranten zou een verdienmodel zijn. Dat weerspreekt Frank van Gool, directeur van het grootste uitzendbureau van Nederland, OTTO Workforce, dat dagelijks 12.000 arbeidsmigranten aan het werk zet: „Huisvesting is voor ons verlieslatend, wij hebben vorig jaar 2,2 miljoen euro verloren op de huisvesting. Alleen als je flutkwaliteit levert, kun je eraan verdienen.”
Ook Han van Horen, directeur van HOBIJ, weerspreekt dat huisvesting een verdienmodel is. „Wij huren van vastgoedeigenaren of huisvestingsbedrijven die alle risico’s op ons afwentelen”, zegt Van Horen. „Gemiddeld genomen hebben we een leegstand van vijftien procent, waarvoor we wel betalen. Ook alle huisvestingskosten, zoals personeel, klusjes en schoonmaak zijn veelal voor onze rekening.”
Volgens Reedijk van het expertisecentrum trekken vooral vastgoedpartijen aan het langste eind. Maar het probleem met de slechte huisvesting van arbeidsmigranten ligt ook aan de wildgroei van uitzendbureaus, zegt Reedijk. „We hebben in Nederland ruim 14.000 uitzendbureaus, waarvan duizend onder brancheorganisaties vallen. De rest is niet allemaal slecht, maar er zijn veel uitzendbureaus die van huisvesting een handeltje proberen te maken en waar wordt gerotzooid.”
Daarom moet er snel heel veel meer gebouwd worden, zegt Van Gool. „Als er meer aanbod is, zakt de prijs vanzelf en wordt de slechte kwaliteit huisvesting gesaneerd.” Reedijk ziet vanuit werkgevers en vastgoedinvesteerders genoeg wil en kapitaal om te bouwen voor arbeidsmigranten. „Er hoeft geen geld bij, er zijn alleen nieuwe locaties nodig.”
Voor extra bedden gaf een commissie onder leiding van oud SP-leider Emile Roemer onlangs nog een extra aanzet. Alle arbeidsmigranten zouden een eigen slaapkamer moeten krijgen. En als het niet anders kan dan met maximaal twee personen op één kamer, is het advies van Roemer aan het kabinet. Vooral voor arbeidsmigranten die korte tijd in Nederland verblijven, de zogenaamde short-stayers, moeten extra plekken komen.
„Roemer zegt wat wij al heel lang zeggen: er moet meer fatsoenlijke huisvesting komen”, zegt Reedijk. „Alleen krijgen we dat niet in een paar maanden voor elkaar.” Dat beaamt Van Gool: „Als iedereen nu een eigen kamer krijgt, dan krijg je slechtere en duurdere huisvesting met vaak langere afstand naar de werklocatie.”
‘Gemeenten moeten beter nadenken’
Daarom is hulp nodig, voornamelijk vanuit gemeenten en provincies. „Veel gemeenten zijn kopschuw geworden”, zegt Reedijk. „Het is van de gekke dat ze industrieterreinen en tuinbouwclusters aanleggen, zonder na te denken wie daar werken en wonen.”
Ook Van Gool, tevens aandeelhouder van huisvestingsontwikkelaar KAFRA, merkt dat het moeilijk is om in gesprek te komen met gemeenten: „Alleen een afspraak regelen duurt al maanden, laat staan de gemeente overtuigen. Voor gemeenten is huisvesting van arbeidsmigranten geen sexy onderwerp. Maar distributiecentra binnenhalen waar deze mensen werken wel.”
Zo ging er vorig jaar een streep door een plan in het Brabantse Rucphen voor een „luxe migrantenhuisvesting” met restaurant, supermarkt en buitensportvoorziening. Nadat de PVV raadsvragen stelde en er een Facebookpagina werd opgericht tegen de komst van de huisvestingsplek voor arbeidsmigranten, ging het geheel op die locatie niet door.
Waalwijk: hotel in modules snel klaar
Dat de huisvesting van arbeidsmigranten in sommige gemeenten wel goed gaat, bewijst Waalwijk. Op een industrieterrein, niet ver van het centrum, is sinds 2018 het Labour Hotel geopend waar 400 arbeidsmigranten wonen. In appartementen wonen twee tot maximaal vier mensen, die een eigen slaapkamer hebben en een keuken en douche delen. Op de begane vloer is een fitnesszaal en buiten staan barbecues. Waarom het hier wel kan? „De wethouder in Waalwijk stak zijn nek uit”, zegt Harry van Zandwijk, directeur van bouwbedrijf Jan Snel, eigenaar en bouwer van het complex.
En dat bouwen ging vrij snel. „Wij kunnen in vier maanden een hotel neerzetten voor 400 mensen”, zegt Van Zandwijk. Het bedrijf Jan Snel bouwt namelijk modulair – grote delen van het gebouw zijn van tevoren al geproduceerd in de fabriek. Van Zandwijk: „Dat is sneller, goedkoper en duurzamer dan traditionele bouw. En we kunnen het complex ook zo weer verplaatsen zonder iets te slopen.”
Alleen dan moet de gemeente wel een vergunning verlenen. En dat is nu vaak het knelpunt. Roemer adviseert gemeenten en provincies om met een lokale visie te komen over de huisvesting van arbeidsmigranten. Volgens Van Gool is het simpel: „We lopen al 120.000 bedden achter, wijs nou duizend locaties aan van 200 bedden en dan ben je klaar.”
Gebeurt er niks, dan krijg je situaties zoals in wijken van Den Haag, waarschuwt Van Gool. „Daar wonen duizenden arbeidsmigranten in normale huizen, midden in woonwijken die bestemd zijn voor anderen. Daar staat de lokale bevolking op de tweede plaats.”
In Oisterwijk, bij Marcel Warmoeskerken, bevalt het samenwonen inmiddels zo goed, dat Warmoeskerken heeft besloten een derde arbeidsmigrant in zijn huis te nemen via FlexHomies. Dit weekend gaat hij samen met Sarghe naar Amsterdam. Hij is er blij mee. „Ik wil de jongens niet meer kwijt.”